Reactie door Miranda Nieboer op de recensie van Ime van Berloo en op de reactie van Brigitte van Beekum over het boek 'De vliegeraar'.
Ook ik wil heel graag reageren op de recensie van Ime van Berloo en de
reactie van Brigitte van Beekum over het boek ‘De Vliegeraar’. Met stip op 1
mijn mooiste boek ooit. Ik weet nog dat ik het gekocht had, vlak nadat het
uitgebracht was, en ik het één ruk uitlas. Het verhaal van de vriendschap
tussen Amir en Hassan die op een ontzettend wrede manier stukloopt en de ruimte
waarin het allemaal afspeelt zo mooi omschreven wordt, vind ik prachtig.
Hosseini beschrijft zo mooi, dat het je niet meer loslaat. Je waant je echt in
het verre Afghanistan. Je krijgt inzicht in de cultuur en de omgeving. Het boek
ontroerde me en liet me niet meer los. Met afschuw heb ik het stukje van het in
elkaar slaan van Hassan gelezen, zo wreed. De volgende passage waarop Amir het
in elkaar van Hassan van een afstandje bekijkt, vond ik erg aangrijpend. Ik had
een laatste kans om een beslissing te nemen. Een laatste kans om te beslissen
wie ik zou worden. Ik kon die steeg in stappen, voor Hassan opkomen- zoals hij
al die keren in het verleden voor mij was opgekomen- en aanvaarden wat er met
me zou gebeuren. Of ik kon wegrennen. Uiteindelijk rende ik weg. Ik rende weg
omdat ik een lafaard ben. p.76.
Brigitte reageert op Imes recensie dat ze twijfelt over de echtheid en de
gelijkwaardigheid van de vriendschap tussen de jongens. Ik begrijp haar twijfel
wel, zeker als je de passage
leest die zij citeert. Echter denk ik dat die passage een houding is van Amir.
En niet wat hij daadwerkelijk voelt. Hij is helemaal niet mijn vriend! had
ik bijna uitgekraamd. Hij is mijn bediende! Had ik dat echt gedacht? Natuurlijk
niet. Natuurlijk niet. Ik behandelde Hassan goed, als een vriend, beter zelfs:
meer als een broer. Maar als dat zo was, waarom speelde ik alleen met Hassan
als er niemand anders in de buurt was? p.41.
Ik ben van mening dat dit een houding is van Amir. In een land waar er
grote verschillen in rangen en standen zijn, is zo’n plotselinge afwijzende
reactie van Amir misschien wel begrijpelijk. . De kinderen worden van
jongs af aan opgevoed met de ongelijkheid tussen klassenverschillen. Hij
schaamde zich voor de vriendschap met Hassan, een Hazara, tegenover de stoere
Assef, Wali en Kamal.
In de laatste passage gaat Amir vliegeren met zijn zoon. De
volgende citaat gaat over zijn zoon, maar indirect ook over Hassan kan ik me zo
voorstellen. ‘Voor jou doe ik alles,’ hoorde ik mezelf zeggen. Toen draaide
ik me om en begon te rennen. Het was maar een glimlach, meer niet. Dat maakte
heus niet alles opeens goed. Het maakte helemaal niets goed. Iets heel kleins.’
P.345.
Dit is voor mij een bevestiging dat de vriendschap
tussen de jongens heel diep heeft gezeten, ondanks de klassenverschillen. Een
prachtig boek!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten