Recensie
“Als ik blijf”
door Esther van Beers
Gegevens boek
Auteur:
Gayle Forman
Jaar
van uitgave:
2014
Titel: Als ik blijf
Plaats
van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: Moon
Samenvatting van het boek
Als
de scholen in Oregon sneeuwvrij krijgen, besluiten de ouders van Mia en Teddy
om een uitstapje te gaan maken. Onderweg krijgen ze een zwaar ongeluk, een
botsing met een viertons pick-uptruck. Ze worden alle vier uit de auto
geslingerd. De ouders zijn op slag dood. Mia en Teddy leven nog. Terwijl Mia zwaar
gewond en bewusteloos in een greppel ligt krijgt ze een rare gewaarwording. Ze ziet zichzelf liggen. Ze ervaart dit alsof
ze uit haar lichaam is gestapt. Ze kan
alles zien wat er rondom haar gebeurt maar ze is onzichtbaar voor anderen. Ook
hetgeen ze doet is onzichtbaar. Het is alsof ze alles meemaakt vanuit een
vissenkom. Ze voelt geen pijn en is niet
gewond. Ze vraagt zich af of ze dood is. In het ziekenhuis blijkt dat ze in
coma ligt.
Vanaf
hier ontstaan er twee sporen in het verhaal. Wisselend per hoofdstuk gaat het
verhaal over het verleden (de tijd tot aan het ongeluk) en over het heden (de
tijd dat Mia in coma ligt).
In
het “verhaalspoor” over het verleden geeft Mia (ik-figuur) allerlei
achtergrondinformatie. Ze vertelt over de geboorte van haar broertje Teddy, haar
vriendschap met Kim, haar passie voor klassieke muziek, haar droom om naar het
conservatorium te gaan en haar liefde voor Adam. Ook verteld ze dat zij en Adam
een tegenovergestelde muziekkeuze hebben.
Hierdoor, maar ook doordat zij gaat studeren aan het conservatorium in New York, ver weg van Adam, ontstaan er
problemen in hun relatie.
In
het “verhaalspoor” over het heden gaat het over Mia die uit haar lichaam is
gestapt en die vanaf een afstand verteld wat er met Mia die in coma ligt,
gebeurt. Ook dit wordt verteld vanuit de ik-figuur. Mia is onzichtbaar maar kan
niet meer dan ze in het normale leven zou kunnen. Ze kan bijvoorbeeld niet door
een muur heen. Ze ziet het verdriet van haar familie, haar vriendin Kim en haar
vriendje Adam, maar ze kan hen niet helpen. Als ze ontdekt dat haar broertje
Teddy toch nog is overleden, wil ze ook dood. Maar dan vraagt haar vriendje
Adam haar om weer “terug te komen”. De beide
Mia’s komen weer bij elkaar in één lichaam en dan beseft Mia dat het de moeite
waard is om te blijven leven en hoeveel ze van Adam houdt. “Ik voel ineens alles wat ik in mijn leven
bezit. Dat wil zeggen , niet slechts wat ik ben verloren, maar ook het Grote
Onbekende van wat het leven me nog te bieden heeft.” (blz. 219) Als antwoord knijpt ze in de hand van Adam. Ze kiest voor het
leven.
Persoonlijk waardeoordeel
Binnen
het boek is muziek een belangrijk onderwerp. Ik vind het mooi beschreven hoe de
muziek Mia en Adam eerst van elkaar verwijdert en hen later juist verbindt. Zelfs
hun liefdesleven wordt vergeleken met het spelen van muziek.
“ Adam strekte zich uit op mijn bed, met
zijn armen boven zijn hoofd. “Bespeel
me”, zei hij. “Ik wil graag dat je me bespeelt, als een cello.”
“Ik stak mijn linkerhand uit en pakte Adams
hoofd, alsof het de krul van mijn cello was.”
“Ik gleed met mijn handen van boven naar
beneden over zijn bovenlijf, me met name focussend op de pezen in zijn spieren,
die ik elk een snaar toewees: A, G, C en D.”
“Toen pakte ik de strijkstok en begon ermee
over zijn heupen te strijken, ongeveer waar ik de kam van mijn menselijke cello
situeerde.” (Als ik blijf, P. 60)
De
hoofdpersonen zijn voor mij levensecht beschreven. Of het verhaal levensecht is
valt te bediscussiëren. Het is vreemd te noemen dat Mia zichzelf ziet liggen.
Of dit echt mogelijk is weten we niet. Er zijn mensen die deze ervaring hebben gehad,
dus het zou mogelijk kunnen zijn. Het is echter niet wetenschappelijk bewezen. Ikzelf
geloof erin. Er is immers meer tussen hemel en aarde dan wij kunnen verklaren.
In
de zin “Ik begrijp dat dit een vreselijke
beproeving voor u moet zijn, maar hoe sterker u bent, hoe beter u Mia kunt
helpen. ” (Als ik blijf, P. 54) wordt de naam “Mia” voor het eerst genoemd. Toen
realiseerde ik me pas dat deze naam niet eerder in het boek genoemd was.
Ondanks het feit dat de hoofdpersoon tot op dat moment niet bij name werd
genoemd, creëerde dit geen afstand, in tegendeel. Ik voelde me vanaf het begin
van het boek erg betrokken bij de ik-figuur.
In
het verhaal komen soms heftige en lugubere passages voor. Deze hadden voor mij
niet op die manier beschreven hoeven te worden. Omdat het boek met zoveel gevoel en medeleven
is geschreven, vind ik dat het niet past in het verhaal.
“Mijn vader is de eerste die ik zie. Zelfs
van een paar meter afstand herken ik de pijpvorm in de zak van zijn jasje.
“Pap!” roep ik. Terwijl ik naar hem toe loop, wordt het glibberig onder mijn
voeten. Ik zie grijzige brokjes liggen, van iets dat eruitziet als bloemkool.
Ik weet meteen wat het is. Er liggen stukjes van mijn vaders hersenen op het
asfalt….. Maar zijn pijp zit nog gewoon in zijn linkerborstzak.” (Als ik
blijf, P.19)
Het
is niet vreemd dat er in het verhaal heftige emoties voorkomen. De manier
waarop deze emoties worden beschreven zorgen ervoor dat je wordt meegezogen in
het verhaal:
Door
gebruik te maken van korte zinnen wordt de paniek die Mia voelt als ze haar
vader en moeder dood aantreft extra sterk neergezet.
“Ik draai me met een ruk om. Dit klopt niet.
Dit kan niet waar zijn. Wij zijn een gezin. We gingen gewoon een ritje maken.
Dit is niet echt! Ik moet in de auto in slaap gevallen zijn. Nee, stop! Hou op,
alsjeblieft. Word wakker! Gil ik hardop. Het is koud dus mijn adem zou wolkjes
moeten vormen. Maar dat doet hij niet. Ik kijk naar mijn arm – die er prima
uitziet, niet besmeurd met bloed of viezigheid - en knijp erin, zo hard als ik kan. Ik voel
helemaal niets.” (Als ik blijf, P. 20/21)
Als
Mia ontdekt dat haar broertje dood is wordt je helemaal meegetrokken in haar wanhoop.
“Ik laat Adam, Kim en Willow achter in de
hal en begin door het ziekenhuis te razen. Ik besef pas dat ik op zoek ben naar
de kinderafdeling, als ik er aankom. Ik storm door de gangen. Ik ben op zoek
naar hem, al weet ik dat ik hem niet zal vinden. En toch moet ik blijven
zoeken. Ik denk aan zijn hoofd , met die mooie blonde krullen. Tot nu toe mocht
ik onbeperkt met hem kroelen. Tot nu toe. Nu is er geen “tot nu toe” meer. Het
is voorbij. Ik ren door de ziekenhuisgangen als een gekooid wild dier. Teddy!
roep ik. Waar ben je? Kom terug bij mij! Ik besef dat het zinloos is, geef het
op en sleep me terug naar mijn ic. Ik zou die dubbele deur wel aan flarden
willen schoppen. Ik kan niet schreeuwen tot mijn keel er pijn van doet, geen
ruit kapot slaan met mijn vuist zodat mijn hand gaat bloeden, mijn haren niet
uit mijn hoofd rukken, net zolang tot de pijn in mijn schedel die in mijn hart
overtreft.” (Als ik blijf, P.153/154)
Maar
ondanks de heftige emoties is er in het verhaal ook plaats voor humor. Dit geeft een extra dimensie aan het boek.
Hierdoor wordt het verhaal luchtiger.
“Ze
rijden me van de eerstehulpafdeling haastig een lift binnen. Ik moet rennen om
ze bij te houden.” (Als ik blijf, P. 31)
“Ik heb nog nooit in een helikopter gezeten.
Mijn beste vriendin, Kim, wel. Die is een keer samen met haar oom, een bekende
fotograaf van de National Geographic, over Mount St. Helens gevlogen. En toen
heeft ze over hem heen gespuugd….”Daar zat hij dan, te kwekken over
postvulkanische flora… en ik kotste recht over hem heen”, vertelde Kim de
volgende dag tijdens de studieles. Ze zag nog steeds een beetje groen.” (Als ik
blijf, P. 31/32)
“Kim
lijkt intussen half in shock, alsof de marsmannetjes de boel zojuist hebben
overgenomen.” (Als ik blijf, P.134)
“Muziek, godverdomme, muziek!” schreeuwde
mam. “We hebben een paar mooie cd’s van Enya, zeer kalmerend,” zei de
verloskundige. “Fuck Enya!” schreeuwde
mam. “De Melvins, Earth. Nu!” “Komt goed,” zei pap en stopte een cd in het
apparaat met de hardste, heftigste, meest opzwepende gitaarmuziek die ik ooit
heb gehoord. Hierbij vergeleken klonk de supersnelle punk waar hij normaal naar
luisterde bijna als een harpconcert. Het was echte oermuziek en dat leek
precies te zijn wat mam nu nodig had: ze begon een serie lage keelklanken te
produceren.” (Als ik blijf, P.147/148)
“Maar na dik drie uur overschreeuwden mam en
de Melvinbs elkaar nog steeds.” (Als ik blijf, P. 148)
“Toen zei de verloskundigen tegen mam dat ze
mocht persen, even vasthouden en dan opnieuw persen. “Kom baby, kom baby, kom
baby, kom,” zong ze. “Ja, je bent er bijna!” juichte ze. Mam keek alsof ze haar
het liefst een klap zou verkopen.” (Als ik blijf, P.150/151)
Soms
komt er in het boek ineens grove taal voor. Omdat dit maar incidenteel gebeurt,
komt het vreemd over. Het past niet bij manier waarop de rest van het boek is
geschreven.
“En je moeder?” “Die bood meteen aan met me
naar de huisarts te gaan, voor de pil. En ik moest zorgen dat Adam zich op
allerlei ziekten liet testen. Voor de tussentijd heeft ze me opgedragen
condooms te kopen. Ik kreeg zelfs tien ballen
voor mijn eerste voorraadje!” (Als ik blijf, P. 111)
“Muziek, godverdomme, muziek!” (Als ik blijf, P. 147)
“Fuck
Enya!” schreeuwde mam” (Als ik blijf, P.148)
Heel
bijzonder vind ik dat er ondanks alle verdriet en ellende, toch begrip is voor
de chauffeur die hen heeft aangereden. Ik weet niet of ik dit begrip zou kunnen
opbrengen.
“De ene partij komt er prima van af, voor de
andere eindigt het catastrofaal… “Haar stem sterft weg. Ik geloof niet dat ik
zou durven beweren dat die meneer Dunlap er “prima” van af is gekomen, hoe
oppervlakkig zijn verwondingen ook zijn. Ik denk na over hoe het moet zijn om
in zijn schoenen te staan. Wie of wat hij vanochtend ook was, diegene zal hij
nooit meer zijn. Ook zijn leven is onherroepelijk veranderd. En door brute pech
doordat hij vanochtend in zijn pick-uptruck reed, zitten twee kinderen nu
zonder ouders en verkeert op zijn minst
eentje daarvan “in ernstige toestand.” Hoe leef je daarmee verder?” (Als ik
blijf, P. 117)
Tijdens
het lezen van het boek ben ik zinnen/passages tegengekomen die me op een
bijzondere manier hebben geraakt. Soms gaat om zinnen/passages die me
emotioneel raken, soms om mooie zinsconstructies en soms om aparte woordkeuzes.
“Ik
richt me alleen op de muziek….. totdat ook het laatste beetje leven in de auto
wegsterft en de muziek met zich meeneemt. Niet lang daarna komen de sirenes.” (Als
ik blijf, P. 21) (De muziek sterft af en hiervoor in de plaats komen
sirenes. Het goede leven sterft af om plaats te maken voor de dood.)
“Maar hoe kom ik nou over die zenuwen heen?
Pap grijnsde nog steeds, maar ik hoorde aan hoe langzaam hij sprak, dat hij nu
serieus was: “Daar kom je niet óverheen, daar moet je dóórheen.” (Als ik blijf,
P.29)
“Ik zie Adam naar de hoofdingang van het
ziekenhuis lopen. Ik beeld me graag in dat hij naar mij zoekt. Zijn gezicht
staat helemaal blanco – alsof iemand zijn karakter heeft opgezogen en alleen
een masker heeft achtergelaten. Hij lijkt niet eens meer op zichzelf.” (Als ik
blijf, P. 104)
“Ze rommelt in haar tas, haalt er het
mobieltje uit, dat ze van haar moeder al vanaf haar tiende bij zich moet dragen
– het kindervolgsysteem, noemde Kim het.”( Als ik blijf, P.120)
“O en geen bloemen. Geef me zoveel
pioenrozen als je wilt zolang ik nog
leef, maar als ik dood ben, heb ik liever dat je in mijn naam aan een goed doel
doneert.” (Als ik blijf, P.163)
”Het is goed” zegt hij, “als je wilt gaan.
Iedereen hier wil dat je blijft….” Zijn stem slaat over. Hij stopt, schraapt
zijn keel, ademt diep in en gaat dan verder: “Maar dat is wat ik wil. Ik zou
best kunnen begrijpen dat dat misschien níét is wat jij wilt. Dus wilde ik je
laten weten, dat ik het zal begrijpen als je gaat. Dat het goed is als je ons
moet verlaten. Dat het goed is als je de strijd wilt staken. De erkenning en
toestemming die mijn opa mij zojuist heeft geschonken voelen als een geschenk.”
(Als ik blijf, P.172/ 173)
De
inhoud van de songtekst die de vader van Mia heeft geschreven toen hij nog
optrad met zijn band, is zo mooi van toepassing op de huidige situatie:
“Wat is dit nu?
Wat is er van me geworden?
En bovendien: wat moet ik nu?
Nu er leegte is
waar eens jouw ogen het licht weerkaatsten
Maar da’s zo lang geleden
dat was gisteravond
Wat was dat nou?
Wat was dat voor geluid?
’t Is slechts mijn leven
dat langs mijn oren fluit
En als ik omkijk
lijkt alles nietig
Zoals het al zo lang is
sinds gisteravond
Nu zeg ik vaarwel
nog even en ik ben weg
Ik denk dat je het wel zult merken
je zult je afvragen waar het is misgegaan
Dit is geen vrije keuze
maar mijn strijdlust is gewoon op
Da’s lang geleden al bepaald
te weten gisteravond” (Als ik blijf, P.179)
“We kibbelden over van alles en nog wat. En
dat ik ervan baalde dat hij nooit een nummer over mij schreef. Volgens hem was
dat gewoon, omdat hij niet goed was in slappe liefdesliedjes. “Als je een
nummer wilt, zul je moeten vreemdgaan of zoiets, “ zei hij.” (Als ik blijf, P. 188)
“Adam mompelt ineens iets, heel zacht. Hij
prevelt, steeds weer opnieuw: “Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft,
alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft.” Uiteindelijk
stopt hij en kijkt naar mijn gezicht. “Alsjeblieft, Mia….”smeekt hij me. “Laat
me geen nummer over je hoeven schrijven.” (Als ik blijf, P.187)
Het
boek heeft een heel mooi einde, de liefde voor de muziek en de liefde tussen
Mia en Adam komen hier samen. Adam haalt haar als het ware terug uit de dood
met zijn liefde en met de muziek.
“Ik ben zo moe dat ik amper nog met mijn
ogen kan knipperen. Het is nog slechts een kwestie van tijd. Ik wacht op Adam.
“Goed. Luister even naar me,“ zegt hij,
met een stem die klinkt als een handvol granaatscherven. “Blijf.” (Als ik
blijf, P.216)
Dan
volgt er een heel pleidooi waarin Adam aangeeft waarom hij vindt dat Mia moet
blijven. Om dan als laatste een koptelefoon op haar oren te zetten.
“En dan opeens is het niet langer Adam die
ik hoor. Het is dat typische geluid; dat lage geklaag dat binnen de kortste
keren een hoge vlucht neemt en omslaat in iets lieflijks, iets aangenaams. Mijn
cello! Adam heeft een koptelefoon op mijn levenloze oren gezet en legt een IPod
op mijn borst. Hij verontschuldigt zich; zegt dat hij weet dat dit niet mijn
lievelingsmuziek is, maar dat het ’t beste is wat hij kon vinden. Hij draait
het volume omhoog, zodat ik de muziek door de ijle ochtendlucht hoor zweven, en
pakt mijn hand. Het is Yo-Yo Ma met Andante con poco e moto Rubato. De lage
piano klinkt bijna, alsof hij ergens voor wil waarschuwen. Dan komt de cello
erbij, als een bloedend hart. En dan is het alsof er diep binnen in mij iets
implodeert. (Als ik blijf, P. 217/218)
“En voor het allereerst voorvoel ik dan hoe
hartverscheurend hier blijven zal zijn…
Maar dan voel ik opeens Adams hand. Maar ik voel ook ineens alles wat ik
in mijn leven bezit. Dat wil zeggen, niet slechts wat ik ben verloren, maar ook
het Grote Onbekende van wat het leven me nog te bieden heeft. Ik verzamel alle
liefde die ik ooit heb gevoeld. En dan…
knijp ik.” (Als ik blijf, P.219/220)
Het
is een D boek, dus gekwalificeerd voor kinderen vanaf 15 jaar. Maar misschien
is het boek ook wel geschikt voor kinderen vanaf 12 jaar. Het onderwerp van het boek is best heftig,
maar wordt op een zodanige manier gebracht dat het jongere kinderen niet
afschrikt. Het is ook vrij gemakkelijk te lezen. De heftige onderwerpen worden
afgewisseld met stukjes humor. De twee sporen in het boek zijn duidelijk te
onderscheiden. Het had dus wat mij betreft ook een C boek kunnen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten