Posts tonen met het label probleemroman. Alle posts tonen
Posts tonen met het label probleemroman. Alle posts tonen

woensdag 9 maart 2016

Esther van Beers, recensie Als ik Blijf.


Recensie  “Als ik blijf”                                                 door Esther van Beers

 

 

Gegevens boek

Auteur:                                            Gayle Forman

Jaar van uitgave:                            2014

Titel:                                                 Als ik blijf

Plaats van uitgave:                        Amsterdam

Uitgeverij:                                       Moon

 


 

Samenvatting van het boek

Als de scholen in Oregon sneeuwvrij krijgen, besluiten de ouders van Mia en Teddy om een uitstapje te gaan maken. Onderweg krijgen ze een zwaar ongeluk, een botsing met een viertons pick-uptruck. Ze worden alle vier uit de auto geslingerd. De ouders zijn op slag dood. Mia en Teddy leven nog. Terwijl Mia zwaar gewond en bewusteloos in een greppel ligt krijgt ze een rare gewaarwording.  Ze ziet zichzelf liggen. Ze ervaart dit alsof ze  uit haar lichaam is gestapt. Ze kan alles zien wat er rondom haar gebeurt maar ze is onzichtbaar voor anderen. Ook hetgeen ze doet is onzichtbaar. Het is alsof ze alles meemaakt vanuit een vissenkom.  Ze voelt geen pijn en is niet gewond. Ze vraagt zich af of ze dood is. In het ziekenhuis blijkt dat ze in coma ligt.

Vanaf hier ontstaan er twee sporen in het verhaal. Wisselend per hoofdstuk gaat het verhaal over het verleden (de tijd tot aan het ongeluk) en over het heden (de tijd dat Mia in coma ligt).  

In het “verhaalspoor” over het verleden geeft Mia (ik-figuur) allerlei achtergrondinformatie. Ze vertelt over de geboorte van haar broertje Teddy, haar vriendschap met Kim, haar passie voor klassieke muziek, haar droom om naar het conservatorium te gaan en haar liefde voor Adam. Ook verteld ze dat zij en Adam een tegenovergestelde muziekkeuze hebben.  Hierdoor, maar ook doordat zij gaat studeren aan het conservatorium  in New York, ver weg van Adam, ontstaan er problemen in hun relatie.

In het “verhaalspoor” over het heden gaat het over Mia die uit haar lichaam is gestapt en die vanaf een afstand     verteld wat er met Mia die in coma ligt, gebeurt. Ook dit wordt verteld vanuit de ik-figuur. Mia is onzichtbaar maar kan niet meer dan ze in het normale leven zou kunnen. Ze kan bijvoorbeeld niet door een muur heen. Ze ziet het verdriet van haar familie, haar vriendin Kim en haar vriendje Adam, maar ze kan hen niet helpen. Als ze ontdekt dat haar broertje Teddy toch nog is overleden, wil ze ook dood. Maar dan vraagt haar vriendje Adam  haar om weer “terug te komen”. De beide Mia’s komen weer bij elkaar in één lichaam en dan beseft Mia dat het de moeite waard is om te blijven leven en hoeveel ze van Adam houdt. “Ik voel ineens alles wat ik in mijn leven bezit. Dat wil zeggen , niet slechts wat ik ben verloren, maar ook het Grote Onbekende van wat het leven me nog te bieden heeft.” (blz. 219) Als antwoord knijpt  ze in de hand van Adam. Ze kiest voor het leven.   

 

Persoonlijk waardeoordeel                                                         

Binnen het boek is muziek een belangrijk onderwerp. Ik vind het mooi beschreven hoe de muziek Mia en Adam eerst van elkaar verwijdert en hen later juist verbindt. Zelfs hun liefdesleven wordt vergeleken met het spelen van muziek.

“ Adam strekte zich uit op mijn bed, met zijn armen boven zijn hoofd.  “Bespeel me”, zei hij. “Ik wil graag dat je me bespeelt, als een cello.”

“Ik stak mijn linkerhand uit en pakte Adams hoofd, alsof het de krul van mijn cello was.”

“Ik gleed met mijn handen van boven naar beneden over zijn bovenlijf, me met name focussend op de pezen in zijn spieren, die ik elk een snaar toewees: A, G, C en D.”

“Toen pakte ik de strijkstok en begon ermee over zijn heupen te strijken, ongeveer waar ik de kam van mijn menselijke cello situeerde.” (Als ik blijf, P. 60)

 

De hoofdpersonen zijn voor mij levensecht beschreven. Of het verhaal levensecht is valt te bediscussiëren. Het is vreemd te noemen dat Mia zichzelf ziet liggen. Of dit echt mogelijk is weten we niet. Er zijn mensen die deze ervaring hebben gehad, dus het zou mogelijk kunnen zijn. Het is echter niet wetenschappelijk bewezen. Ikzelf geloof erin. Er is immers meer tussen hemel en aarde dan wij kunnen verklaren.

 

In de zin “Ik begrijp dat dit een vreselijke beproeving voor u moet zijn, maar hoe sterker u bent, hoe beter u Mia kunt helpen. ” (Als ik blijf, P. 54)   wordt de naam “Mia” voor het eerst genoemd. Toen realiseerde ik me pas dat deze naam niet eerder in het boek genoemd was. Ondanks het feit dat de hoofdpersoon tot op dat moment niet bij name werd genoemd, creëerde dit geen afstand, in tegendeel. Ik voelde me vanaf het begin van het boek erg betrokken bij de ik-figuur.  

 

In het verhaal komen soms heftige en lugubere passages voor. Deze hadden voor mij niet op die manier beschreven hoeven te worden.  Omdat het boek met zoveel gevoel en medeleven is geschreven, vind ik dat het niet past in het verhaal.

Mijn vader is de eerste die ik zie. Zelfs van een paar meter afstand herken ik de pijpvorm in de zak van zijn jasje. “Pap!” roep ik. Terwijl ik naar hem toe loop, wordt het glibberig onder mijn voeten. Ik zie grijzige brokjes liggen, van iets dat eruitziet als bloemkool. Ik weet meteen wat het is. Er liggen stukjes van mijn vaders hersenen op het asfalt….. Maar zijn pijp zit nog gewoon in zijn linkerborstzak.”  (Als ik blijf, P.19)

 

Het is niet vreemd dat er in het verhaal heftige emoties voorkomen. De manier waarop deze emoties worden beschreven zorgen ervoor dat je wordt meegezogen in het verhaal:

Door gebruik te maken van korte zinnen wordt de paniek die Mia voelt als ze haar vader en moeder dood aantreft extra sterk neergezet.

“Ik draai me met een ruk om. Dit klopt niet. Dit kan niet waar zijn. Wij zijn een gezin. We gingen gewoon een ritje maken. Dit is niet echt! Ik moet in de auto in slaap gevallen zijn. Nee, stop! Hou op, alsjeblieft. Word wakker! Gil ik hardop. Het is koud dus mijn adem zou wolkjes moeten vormen. Maar dat doet hij niet. Ik kijk naar mijn arm – die er prima uitziet, niet besmeurd met bloed of viezigheid -  en knijp erin, zo hard als ik kan. Ik voel helemaal niets.” (Als ik blijf, P. 20/21)

Als Mia ontdekt dat haar broertje dood is wordt je helemaal meegetrokken in haar wanhoop.

“Ik laat Adam, Kim en Willow achter in de hal en begin door het ziekenhuis te razen. Ik besef pas dat ik op zoek ben naar de kinderafdeling, als ik er aankom. Ik storm door de gangen. Ik ben op zoek naar hem, al weet ik dat ik hem niet zal vinden. En toch moet ik blijven zoeken. Ik denk aan zijn hoofd , met die mooie blonde krullen. Tot nu toe mocht ik onbeperkt met hem kroelen. Tot nu toe. Nu is er geen “tot nu toe” meer. Het is voorbij. Ik ren door de ziekenhuisgangen als een gekooid wild dier. Teddy! roep ik. Waar ben je? Kom terug bij mij! Ik besef dat het zinloos is, geef het op en sleep me terug naar mijn ic. Ik zou die dubbele deur wel aan flarden willen schoppen. Ik kan niet schreeuwen tot mijn keel er pijn van doet, geen ruit kapot slaan met mijn vuist zodat mijn hand gaat bloeden, mijn haren niet uit mijn hoofd rukken, net zolang tot de pijn in mijn schedel die in mijn hart overtreft.”  (Als ik blijf, P.153/154)

 

Maar ondanks de heftige emoties is er in het verhaal ook plaats voor humor.  Dit geeft een extra dimensie aan het boek. Hierdoor wordt het verhaal luchtiger.

 “Ze rijden me van de eerstehulpafdeling haastig een lift binnen. Ik moet rennen om ze bij te houden.” (Als ik blijf, P. 31)

“Ik heb nog nooit in een helikopter gezeten. Mijn beste vriendin, Kim, wel. Die is een keer samen met haar oom, een bekende fotograaf van de National Geographic, over Mount St. Helens gevlogen. En toen heeft ze over hem heen gespuugd….”Daar zat hij dan, te kwekken over postvulkanische flora… en ik kotste recht over hem heen”, vertelde Kim de volgende dag tijdens de studieles. Ze zag nog steeds een beetje groen.” (Als ik blijf, P. 31/32)

 “Kim lijkt intussen half in shock, alsof de marsmannetjes de boel zojuist hebben overgenomen.” (Als ik blijf, P.134)

“Muziek, godverdomme, muziek!” schreeuwde mam. “We hebben een paar mooie cd’s van Enya, zeer kalmerend,” zei de verloskundige.  “Fuck Enya!” schreeuwde mam. “De Melvins, Earth. Nu!” “Komt goed,” zei pap en stopte een cd in het apparaat met de hardste, heftigste, meest opzwepende gitaarmuziek die ik ooit heb gehoord. Hierbij vergeleken klonk de supersnelle punk waar hij normaal naar luisterde bijna als een harpconcert. Het was echte oermuziek en dat leek precies te zijn wat mam nu nodig had: ze begon een serie lage keelklanken te produceren.” (Als ik blijf, P.147/148)

“Maar na dik drie uur overschreeuwden mam en de Melvinbs elkaar nog steeds.” (Als ik blijf, P. 148)

“Toen zei de verloskundigen tegen mam dat ze mocht persen, even vasthouden en dan opnieuw persen. “Kom baby, kom baby, kom baby, kom,” zong ze. “Ja, je bent er bijna!” juichte ze. Mam keek alsof ze haar het liefst een klap zou verkopen.” (Als ik blijf, P.150/151)

 

Soms komt er in het boek ineens grove taal voor. Omdat dit maar incidenteel gebeurt, komt het vreemd over. Het past niet bij manier waarop de rest van het boek is geschreven.

“En je moeder?” “Die bood meteen aan met me naar de huisarts te gaan, voor de pil. En ik moest zorgen dat Adam zich op allerlei ziekten liet testen. Voor de tussentijd heeft ze me opgedragen condooms te kopen. Ik kreeg zelfs tien ballen voor mijn eerste voorraadje!” (Als ik blijf, P. 111)

“Muziek, godverdomme, muziek!” (Als ik blijf, P. 147)

Fuck Enya!” schreeuwde mam” (Als ik blijf, P.148)

 

Heel bijzonder vind ik dat er ondanks alle verdriet en ellende, toch begrip is voor de chauffeur die hen heeft aangereden. Ik weet niet of ik dit begrip zou kunnen opbrengen.

“De ene partij komt er prima van af, voor de andere eindigt het catastrofaal… “Haar stem sterft weg. Ik geloof niet dat ik zou durven beweren dat die meneer Dunlap er “prima” van af is gekomen, hoe oppervlakkig zijn verwondingen ook zijn. Ik denk na over hoe het moet zijn om in zijn schoenen te staan. Wie of wat hij vanochtend ook was, diegene zal hij nooit meer zijn. Ook zijn leven is onherroepelijk veranderd. En door brute pech doordat hij vanochtend in zijn pick-uptruck reed, zitten twee kinderen nu zonder ouders en  verkeert op zijn minst eentje daarvan “in ernstige toestand.” Hoe leef je daarmee verder?” (Als ik blijf, P. 117)

 

Tijdens het lezen van het boek ben ik zinnen/passages tegengekomen die me op een bijzondere manier hebben geraakt. Soms gaat om zinnen/passages die me emotioneel raken, soms om mooie zinsconstructies en soms om aparte woordkeuzes.

 “Ik richt me alleen op de muziek….. totdat ook het laatste beetje leven in de auto wegsterft en de muziek met zich meeneemt. Niet lang daarna komen de sirenes.” (Als ik blijf, P. 21) (De muziek sterft af en hiervoor in de plaats komen sirenes. Het goede leven sterft af om plaats te maken voor de dood.)

“Maar hoe kom ik nou over die zenuwen heen? Pap grijnsde nog steeds, maar ik hoorde aan hoe langzaam hij sprak, dat hij nu serieus was: “Daar kom je niet óverheen, daar moet je dóórheen.” (Als ik blijf, P.29)

“Ik zie Adam naar de hoofdingang van het ziekenhuis lopen. Ik beeld me graag in dat hij naar mij zoekt. Zijn gezicht staat helemaal blanco – alsof iemand zijn karakter heeft opgezogen en alleen een masker heeft achtergelaten. Hij lijkt niet eens meer op zichzelf.” (Als ik blijf, P. 104)

“Ze rommelt in haar tas, haalt er het mobieltje uit, dat ze van haar moeder al vanaf haar tiende bij zich moet dragen – het kindervolgsysteem, noemde Kim het.”( Als ik blijf, P.120)

“O en geen bloemen. Geef me zoveel pioenrozen als je wilt zolang ik nog leef, maar als ik dood ben, heb ik liever dat je in mijn naam aan een goed doel doneert.” (Als ik blijf, P.163)

”Het is goed” zegt hij, “als je wilt gaan. Iedereen hier wil dat je blijft….” Zijn stem slaat over. Hij stopt, schraapt zijn keel, ademt diep in en gaat dan verder: “Maar dat is wat ik wil. Ik zou best kunnen begrijpen dat dat misschien níét is wat jij wilt. Dus wilde ik je laten weten, dat ik het zal begrijpen als je gaat. Dat het goed is als je ons moet verlaten. Dat het goed is als je de strijd wilt staken. De erkenning en toestemming die mijn opa mij zojuist heeft geschonken voelen als een geschenk.” (Als ik blijf, P.172/ 173)

 

vrijdag 26 februari 2016

Recensie Pizzamaffia, Khalid Boudou

Recensie Pizzamaffia, Khalid Boudou



Zakelijke gegevens

Titel:                        Pizzamaffia
Auteur:                    Khalid Boudou
Jaar van uitgave:     2007
Plaats van uitgave:   Amsterdam
Drukkerij:                Moon
Gelezen uitgave:      2012,Groningen/Houten, Noordhoff Uitgevers BV 


Samenvatting

Pizzamaffia gaat over Brahim en zijn familie.
Brahim is een jongen van Marokkaanse komaf en zijn vader heeft een pizzazaak.
Zijn vader kampt met reuma en heeft zijn broer in de zaak gezet. Oom Faris is een veel modernere uitbater dan Brahim’s vader en de zaken lopen steeds beter. De driftige vader merkt echter dat er geld verdwijnt en er ontstaat ruzie, omdat vader oom Faris niet meer vertrouwd.
Het loopt zo uit de hand dat oom Faris met zijn zoon Iljas (die continu Haas genoemd wordt) een eigen zaak begint, middenin het winkelcentrum. Brahim wordt door zijn autoritaire vader in de zaak gezet. Brahim slaagt hier behoorlijk in, maar de goede havoleerling gaat spijbelen en verwaarloost zijn vriendinnetje, op wie hij zo gek is.
Ondertussen vindt er een ware concurrentieoorlog plaats tussen pizzeria Novarre en het nieuw opgerichte Melodia. De goede herinneringen aan de familiebanden zorgen voor wrijving met de nieuwe realiteit.
Als Haas Alice met een geëdit filmpje bij Brahim wegdrijft knapt er ook bij Brahim iets en gaat hij wraak nemen. ‘gebeurd is gebeurd,’ is de gedachte waarmee het boek begint en de hoofdfabel eindigt.


Recensie

Pizzamaffia is een spannend jeugdboek, in jongerentaal geschreven. In principe zijn het eenvoudige zinnen en worden personages helder voorgesteld als ze worden aangedragen. Brahim is de hoofdfiguur die de familievete vanuit zijn ogen beschrijft. Er wordt veel straattaal gebruikt, stoere taal, maar ook echt scheldwoorden. Dit kan lezers aantrekken of juist afstoten. Jonge lezers kunnen zich zo misschien makkelijker met de hoofdpersoon identificeren, maar het kan het ook lastiger maken, want ik twijfel of de meeste leerlingen uit bijvoorbeeld mijn woonplaats Bemmel al deze termen kennen. Daarnaast komen er ook nog veel Marokkaanse woorden in voor. Als volwassen, redelijk ervaren lezer kan ik meestal wel inschatten wat de woorden betekenen. Ik behoor wel niet tot de doelgroep, maar verwacht wel dat ik beter uit de context kan halen wat onbekende woorden betekenen, dan een leerling van 12 jaar. Ik had de schrijver graag geadviseerd om een woordenlijst toe te voegen aan het verhaal. Voor mezelf heb ik er tijdens het lezen ook een opgesteld. Zo’n lijst kan het leesgemak bevorderen, maar misschien wordt het juist als tof ervaren door scholieren dat dit in een soort eigen slang/codetaal is opgeschreven.

Wat ik erg mooi vind is de clash tussen de Nederlandse en Marokkaanse cultuur die hier vrij subtiel in naar voren komt. Het is een boek dat moeilijkheden van de multiculturele samenleving presenteerd. Brahim leeft tussen twee culturen. Hij is een slimme havoleerling en heeft een Nederlands vriendinnetje die uit een welgestelde Nederlands-autochtone familie komt. Brahim is dol op haar en ontzettend trots. Zijn vader, Amar, is nog van de oude stempel en vindt Brahim een slapjanus, omdat hij harder moet zijn in zijn ogen. Hij moet hard werken in de zaak in plaats van tienen halen voor wiskunde en hij moet zijn concurrent kapot willen maken in plaats van zijn oom te vriend willen houden.