Posts tonen met het label romantiek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label romantiek. Alle posts tonen

woensdag 9 maart 2016

Esther van Beers, recensie Als ik Blijf.


Recensie  “Als ik blijf”                                                 door Esther van Beers

 

 

Gegevens boek

Auteur:                                            Gayle Forman

Jaar van uitgave:                            2014

Titel:                                                 Als ik blijf

Plaats van uitgave:                        Amsterdam

Uitgeverij:                                       Moon

 


 

Samenvatting van het boek

Als de scholen in Oregon sneeuwvrij krijgen, besluiten de ouders van Mia en Teddy om een uitstapje te gaan maken. Onderweg krijgen ze een zwaar ongeluk, een botsing met een viertons pick-uptruck. Ze worden alle vier uit de auto geslingerd. De ouders zijn op slag dood. Mia en Teddy leven nog. Terwijl Mia zwaar gewond en bewusteloos in een greppel ligt krijgt ze een rare gewaarwording.  Ze ziet zichzelf liggen. Ze ervaart dit alsof ze  uit haar lichaam is gestapt. Ze kan alles zien wat er rondom haar gebeurt maar ze is onzichtbaar voor anderen. Ook hetgeen ze doet is onzichtbaar. Het is alsof ze alles meemaakt vanuit een vissenkom.  Ze voelt geen pijn en is niet gewond. Ze vraagt zich af of ze dood is. In het ziekenhuis blijkt dat ze in coma ligt.

Vanaf hier ontstaan er twee sporen in het verhaal. Wisselend per hoofdstuk gaat het verhaal over het verleden (de tijd tot aan het ongeluk) en over het heden (de tijd dat Mia in coma ligt).  

In het “verhaalspoor” over het verleden geeft Mia (ik-figuur) allerlei achtergrondinformatie. Ze vertelt over de geboorte van haar broertje Teddy, haar vriendschap met Kim, haar passie voor klassieke muziek, haar droom om naar het conservatorium te gaan en haar liefde voor Adam. Ook verteld ze dat zij en Adam een tegenovergestelde muziekkeuze hebben.  Hierdoor, maar ook doordat zij gaat studeren aan het conservatorium  in New York, ver weg van Adam, ontstaan er problemen in hun relatie.

In het “verhaalspoor” over het heden gaat het over Mia die uit haar lichaam is gestapt en die vanaf een afstand     verteld wat er met Mia die in coma ligt, gebeurt. Ook dit wordt verteld vanuit de ik-figuur. Mia is onzichtbaar maar kan niet meer dan ze in het normale leven zou kunnen. Ze kan bijvoorbeeld niet door een muur heen. Ze ziet het verdriet van haar familie, haar vriendin Kim en haar vriendje Adam, maar ze kan hen niet helpen. Als ze ontdekt dat haar broertje Teddy toch nog is overleden, wil ze ook dood. Maar dan vraagt haar vriendje Adam  haar om weer “terug te komen”. De beide Mia’s komen weer bij elkaar in één lichaam en dan beseft Mia dat het de moeite waard is om te blijven leven en hoeveel ze van Adam houdt. “Ik voel ineens alles wat ik in mijn leven bezit. Dat wil zeggen , niet slechts wat ik ben verloren, maar ook het Grote Onbekende van wat het leven me nog te bieden heeft.” (blz. 219) Als antwoord knijpt  ze in de hand van Adam. Ze kiest voor het leven.   

 

Persoonlijk waardeoordeel                                                         

Binnen het boek is muziek een belangrijk onderwerp. Ik vind het mooi beschreven hoe de muziek Mia en Adam eerst van elkaar verwijdert en hen later juist verbindt. Zelfs hun liefdesleven wordt vergeleken met het spelen van muziek.

“ Adam strekte zich uit op mijn bed, met zijn armen boven zijn hoofd.  “Bespeel me”, zei hij. “Ik wil graag dat je me bespeelt, als een cello.”

“Ik stak mijn linkerhand uit en pakte Adams hoofd, alsof het de krul van mijn cello was.”

“Ik gleed met mijn handen van boven naar beneden over zijn bovenlijf, me met name focussend op de pezen in zijn spieren, die ik elk een snaar toewees: A, G, C en D.”

“Toen pakte ik de strijkstok en begon ermee over zijn heupen te strijken, ongeveer waar ik de kam van mijn menselijke cello situeerde.” (Als ik blijf, P. 60)

 

De hoofdpersonen zijn voor mij levensecht beschreven. Of het verhaal levensecht is valt te bediscussiëren. Het is vreemd te noemen dat Mia zichzelf ziet liggen. Of dit echt mogelijk is weten we niet. Er zijn mensen die deze ervaring hebben gehad, dus het zou mogelijk kunnen zijn. Het is echter niet wetenschappelijk bewezen. Ikzelf geloof erin. Er is immers meer tussen hemel en aarde dan wij kunnen verklaren.

 

In de zin “Ik begrijp dat dit een vreselijke beproeving voor u moet zijn, maar hoe sterker u bent, hoe beter u Mia kunt helpen. ” (Als ik blijf, P. 54)   wordt de naam “Mia” voor het eerst genoemd. Toen realiseerde ik me pas dat deze naam niet eerder in het boek genoemd was. Ondanks het feit dat de hoofdpersoon tot op dat moment niet bij name werd genoemd, creëerde dit geen afstand, in tegendeel. Ik voelde me vanaf het begin van het boek erg betrokken bij de ik-figuur.  

 

In het verhaal komen soms heftige en lugubere passages voor. Deze hadden voor mij niet op die manier beschreven hoeven te worden.  Omdat het boek met zoveel gevoel en medeleven is geschreven, vind ik dat het niet past in het verhaal.

Mijn vader is de eerste die ik zie. Zelfs van een paar meter afstand herken ik de pijpvorm in de zak van zijn jasje. “Pap!” roep ik. Terwijl ik naar hem toe loop, wordt het glibberig onder mijn voeten. Ik zie grijzige brokjes liggen, van iets dat eruitziet als bloemkool. Ik weet meteen wat het is. Er liggen stukjes van mijn vaders hersenen op het asfalt….. Maar zijn pijp zit nog gewoon in zijn linkerborstzak.”  (Als ik blijf, P.19)

 

Het is niet vreemd dat er in het verhaal heftige emoties voorkomen. De manier waarop deze emoties worden beschreven zorgen ervoor dat je wordt meegezogen in het verhaal:

Door gebruik te maken van korte zinnen wordt de paniek die Mia voelt als ze haar vader en moeder dood aantreft extra sterk neergezet.

“Ik draai me met een ruk om. Dit klopt niet. Dit kan niet waar zijn. Wij zijn een gezin. We gingen gewoon een ritje maken. Dit is niet echt! Ik moet in de auto in slaap gevallen zijn. Nee, stop! Hou op, alsjeblieft. Word wakker! Gil ik hardop. Het is koud dus mijn adem zou wolkjes moeten vormen. Maar dat doet hij niet. Ik kijk naar mijn arm – die er prima uitziet, niet besmeurd met bloed of viezigheid -  en knijp erin, zo hard als ik kan. Ik voel helemaal niets.” (Als ik blijf, P. 20/21)

Als Mia ontdekt dat haar broertje dood is wordt je helemaal meegetrokken in haar wanhoop.

“Ik laat Adam, Kim en Willow achter in de hal en begin door het ziekenhuis te razen. Ik besef pas dat ik op zoek ben naar de kinderafdeling, als ik er aankom. Ik storm door de gangen. Ik ben op zoek naar hem, al weet ik dat ik hem niet zal vinden. En toch moet ik blijven zoeken. Ik denk aan zijn hoofd , met die mooie blonde krullen. Tot nu toe mocht ik onbeperkt met hem kroelen. Tot nu toe. Nu is er geen “tot nu toe” meer. Het is voorbij. Ik ren door de ziekenhuisgangen als een gekooid wild dier. Teddy! roep ik. Waar ben je? Kom terug bij mij! Ik besef dat het zinloos is, geef het op en sleep me terug naar mijn ic. Ik zou die dubbele deur wel aan flarden willen schoppen. Ik kan niet schreeuwen tot mijn keel er pijn van doet, geen ruit kapot slaan met mijn vuist zodat mijn hand gaat bloeden, mijn haren niet uit mijn hoofd rukken, net zolang tot de pijn in mijn schedel die in mijn hart overtreft.”  (Als ik blijf, P.153/154)

 

Maar ondanks de heftige emoties is er in het verhaal ook plaats voor humor.  Dit geeft een extra dimensie aan het boek. Hierdoor wordt het verhaal luchtiger.

 “Ze rijden me van de eerstehulpafdeling haastig een lift binnen. Ik moet rennen om ze bij te houden.” (Als ik blijf, P. 31)

“Ik heb nog nooit in een helikopter gezeten. Mijn beste vriendin, Kim, wel. Die is een keer samen met haar oom, een bekende fotograaf van de National Geographic, over Mount St. Helens gevlogen. En toen heeft ze over hem heen gespuugd….”Daar zat hij dan, te kwekken over postvulkanische flora… en ik kotste recht over hem heen”, vertelde Kim de volgende dag tijdens de studieles. Ze zag nog steeds een beetje groen.” (Als ik blijf, P. 31/32)

 “Kim lijkt intussen half in shock, alsof de marsmannetjes de boel zojuist hebben overgenomen.” (Als ik blijf, P.134)

“Muziek, godverdomme, muziek!” schreeuwde mam. “We hebben een paar mooie cd’s van Enya, zeer kalmerend,” zei de verloskundige.  “Fuck Enya!” schreeuwde mam. “De Melvins, Earth. Nu!” “Komt goed,” zei pap en stopte een cd in het apparaat met de hardste, heftigste, meest opzwepende gitaarmuziek die ik ooit heb gehoord. Hierbij vergeleken klonk de supersnelle punk waar hij normaal naar luisterde bijna als een harpconcert. Het was echte oermuziek en dat leek precies te zijn wat mam nu nodig had: ze begon een serie lage keelklanken te produceren.” (Als ik blijf, P.147/148)

“Maar na dik drie uur overschreeuwden mam en de Melvinbs elkaar nog steeds.” (Als ik blijf, P. 148)

“Toen zei de verloskundigen tegen mam dat ze mocht persen, even vasthouden en dan opnieuw persen. “Kom baby, kom baby, kom baby, kom,” zong ze. “Ja, je bent er bijna!” juichte ze. Mam keek alsof ze haar het liefst een klap zou verkopen.” (Als ik blijf, P.150/151)

 

Soms komt er in het boek ineens grove taal voor. Omdat dit maar incidenteel gebeurt, komt het vreemd over. Het past niet bij manier waarop de rest van het boek is geschreven.

“En je moeder?” “Die bood meteen aan met me naar de huisarts te gaan, voor de pil. En ik moest zorgen dat Adam zich op allerlei ziekten liet testen. Voor de tussentijd heeft ze me opgedragen condooms te kopen. Ik kreeg zelfs tien ballen voor mijn eerste voorraadje!” (Als ik blijf, P. 111)

“Muziek, godverdomme, muziek!” (Als ik blijf, P. 147)

Fuck Enya!” schreeuwde mam” (Als ik blijf, P.148)

 

Heel bijzonder vind ik dat er ondanks alle verdriet en ellende, toch begrip is voor de chauffeur die hen heeft aangereden. Ik weet niet of ik dit begrip zou kunnen opbrengen.

“De ene partij komt er prima van af, voor de andere eindigt het catastrofaal… “Haar stem sterft weg. Ik geloof niet dat ik zou durven beweren dat die meneer Dunlap er “prima” van af is gekomen, hoe oppervlakkig zijn verwondingen ook zijn. Ik denk na over hoe het moet zijn om in zijn schoenen te staan. Wie of wat hij vanochtend ook was, diegene zal hij nooit meer zijn. Ook zijn leven is onherroepelijk veranderd. En door brute pech doordat hij vanochtend in zijn pick-uptruck reed, zitten twee kinderen nu zonder ouders en  verkeert op zijn minst eentje daarvan “in ernstige toestand.” Hoe leef je daarmee verder?” (Als ik blijf, P. 117)

 

Tijdens het lezen van het boek ben ik zinnen/passages tegengekomen die me op een bijzondere manier hebben geraakt. Soms gaat om zinnen/passages die me emotioneel raken, soms om mooie zinsconstructies en soms om aparte woordkeuzes.

 “Ik richt me alleen op de muziek….. totdat ook het laatste beetje leven in de auto wegsterft en de muziek met zich meeneemt. Niet lang daarna komen de sirenes.” (Als ik blijf, P. 21) (De muziek sterft af en hiervoor in de plaats komen sirenes. Het goede leven sterft af om plaats te maken voor de dood.)

“Maar hoe kom ik nou over die zenuwen heen? Pap grijnsde nog steeds, maar ik hoorde aan hoe langzaam hij sprak, dat hij nu serieus was: “Daar kom je niet óverheen, daar moet je dóórheen.” (Als ik blijf, P.29)

“Ik zie Adam naar de hoofdingang van het ziekenhuis lopen. Ik beeld me graag in dat hij naar mij zoekt. Zijn gezicht staat helemaal blanco – alsof iemand zijn karakter heeft opgezogen en alleen een masker heeft achtergelaten. Hij lijkt niet eens meer op zichzelf.” (Als ik blijf, P. 104)

“Ze rommelt in haar tas, haalt er het mobieltje uit, dat ze van haar moeder al vanaf haar tiende bij zich moet dragen – het kindervolgsysteem, noemde Kim het.”( Als ik blijf, P.120)

“O en geen bloemen. Geef me zoveel pioenrozen als je wilt zolang ik nog leef, maar als ik dood ben, heb ik liever dat je in mijn naam aan een goed doel doneert.” (Als ik blijf, P.163)

”Het is goed” zegt hij, “als je wilt gaan. Iedereen hier wil dat je blijft….” Zijn stem slaat over. Hij stopt, schraapt zijn keel, ademt diep in en gaat dan verder: “Maar dat is wat ik wil. Ik zou best kunnen begrijpen dat dat misschien níét is wat jij wilt. Dus wilde ik je laten weten, dat ik het zal begrijpen als je gaat. Dat het goed is als je ons moet verlaten. Dat het goed is als je de strijd wilt staken. De erkenning en toestemming die mijn opa mij zojuist heeft geschonken voelen als een geschenk.” (Als ik blijf, P.172/ 173)

 

donderdag 25 februari 2016

Esther van Beers, recensie Zo wil ik zijn, jeugdboek


Recensie  “Zo wil ik zijn”             door Esther van Beers

Gegevens boek

Auteur:                     Katharina von Bredow

Jaar van uitgave:     2007, Nederlandse vertaling 2010

Titel:                          Zo wil ik zijn

Plaats van uitgave:  Rotterdam

Uitgeverij:                 Lemniscaat BV

 


Samenvatting van het boek    

Jessica is 15 jaar en zit in de derde klas van de middelbare school. Ze is verliefd op Arvid en hij op haar. De moeder van Jessica, Siv, is een beetje “gek”. Ze is alternatief, veganist, heel modern en draagt aparte kleren.  Steeds als Jessica naar een feestje gaat stopt haar moeder twee condooms in haar tas. Jessica vindt dit heel gênant.

Als Jessica en Arvid naar het feestje van Paula gaan hebben ze sex met elkaar. Het is voor hen allebei de eerste keer. Omdat het eigenlijk heel onverwachts komt denken ze er niet aan een condoom te gebruiken, met als gevolg dat Jessica zwanger raakt.

Aanvankelijk durft ze dit aan niemand te vertellen. Ze gedraagt zich vreemd en is vaak  ziek. Als haar moeder er achter komt, is ze opgelucht dat er niet meer aan de hand is. Ze neemt het heel gemakkelijk op totdat ze ontdekt dat Jessica geen abortus wil laten plegen. Ook Arvid en zijn ouders, Louise haar beste vriendin, ja eigenlijk bijna iedereen gaat er vanuit  dat ze het kindje laat weghalen.

Alleen de moeder van Louise, Carin die zelf ook zwanger is, en de vroedvrouw van Jessica, hebben begrip voor het standpunt van Jessica. Later draaien Arvid, haar moeder en Louise bij. Jessica krijgt een goede band met Carin en ze vraagt haar of ze haar doula (iemand die haar steunt bij de bevalling)wil zijn.  

Als Jessica’s dochtertje “Sterre” wordt geboren, is ze bijna geschokt hoeveel ze van haar houdt. “Het voelt een beetje zoals toen ze verkering kreeg met Arvid. Toen dacht ze ook dat het het  einde van een verhaal was. Maar in werkelijkheid was het juist het begin van een nieuw verhaal. Een veel groter verhaal.”

 

 

Persoonlijk waardeoordeel

Het boek is vertaald uit het Zweeds door Femke Blekkingh-Muller. Zij ontving voor deze vertaling een werkbeurs van de Stichting Fonds voor de Letteren. Het boek “Zo wil ik zijn” is eenvoudig geschreven, gemakkelijk te lezen en het verhaal heeft me van het begin tot het eind geboeid. Tijdens het lezen krijg je begrip voor de personen die in het boek voorkomen. Je gaat (bijna) begrijpen waarom de ouders van Arvid zo reageren. Je begrijpt dat ze zijn geschrokken en natuurlijk het eerst aan de toekomst van hun zoon denken.

“Zo werkt het niet,” zegt hij (vader van Arvid) autoritair. “Je hebt het recht om over jezelf en je eigen lichaam te beslissen. Arvid zou je er niet eens van kunnen weerhouden om abortus te plegen als hij dat zou willen. Maar als je van plan bent om het kind te krijgen, betrek je Arvid bij een enorme warwinkel van allerlei verplichtingen! Je zou zijn leven verpesten, jongedame, en zoiets doen we toch niet met iemand om wie we geven?” (Zo wil ik zijn, P. 134)

“W ij moeten natuurlijk in eerste instantie aan Arvid denken,” zegt ze (moeder van Arvid). “Dit zou een ramp voor hem zijn. Ik vind eigenlijk niet dat Jessica het morele recht heeft om zijn leven te verpesten! Als hij zich op zo’n jonge leeftijd al moet binden zou hij…” (Zo wil ik zijn, P. 137)

 

Ook Arvid is heel erg geschrokken en ook al weet hij goed dat het kindje van hem is, reageert hij toch heel primair.

“Arvid springt op uit de stoel waarin hij zat. “Hoe kan ik eigenlijk zeker weten dat het van mij is?” zegt hij. “Ik bedoel, dan zou het dus die ene keer gebeurd moeten zijn? Hoe waarschijnlijk is dat?!” (Zo wil ik zijn, P. 135)

 

Het onderwerp van het boek, is een onderwerp waar jongeren heel gemakkelijk mee geconfronteerd kunnen worden. Ze moeten dan in een korte tijd een veelomvattende beslissing nemen die van invloed is op de rest van hun leven. De schrijfster geeft een goede beschrijving van de werkelijkheid en de personen in het boek zijn levensecht beschreven.

Ik sta helemaal achter het standpunt van Jessica. Net als Jessica, zou ik bang zijn dat ik er mijn hele leven last van heb dat ik mijn kindje heb doodgemaakt.

“Er zit een kindje binnen in haar. Het is echt waar. Een heel echt kindje van wie zij de moeder is. En nu moet het doodgemaakt worden. Het wordt naar buiten geschraapt en zal doodgaan. Ze voelt zich opeens misselijk worden, ze slikt hard”. (Zo wil ik zijn, P. 101).

“U denkt misschien dat ik gek ben geworden…. dat zou mijn moeder in ieder geval denken…. Maar ik vraag me gewoon af waarom het zo vanzelfsprekend is.” “Wat bedoel je?” “Dat ik abortus zal plegen. Ik bedoel, ik begrijp best dat ik veel te jong ben en zo, maar…. Je maakt toch eigenlijk je kind dood. Het maakt niet uit of je het een foetus of een embryo noemt…. het is toch een kind!” (Zo wil ik zijn, P. 101)

 

Toch heb ik ook begrip voor degenen die het beter vinden dat Jessica het kindje laat weghalen.  Zij zijn er van overtuigd dat het beter voor Jessica en Arvid is.

Jessica kiest voor haar gevoel. Ze weet dat het zeker niet de ideale situatie is om op haar leeftijd en in haar omstandigheden een baby te krijgen, maar ondanks dat kiest ze er voor om het kindje te laten komen. Degenen die het beter vinden dat ze abortus laat plegen reageren vanuit  hun ratio. “Ze is nog veel te jong, moet nog naar school, de relatie met Arvid is nog pril en ook hij wil dit kind niet, het was een ongelukje, niet gepland enzovoort”. Voor beide standpunten valt iets te zeggen.

 

Het boek bevat verschillende mooie passages.

  • Mooi vind ik de vergelijking van de kleuren die Siv gebruikt in haar wandkleden, met haar gemoedstoestand. “Jessica kijkt naar het weefsel. Het heeft een heel nieuw karakter gekregen, heel anders dan de milde, harmonische kleuren die haar moeder anders altijd bij elkaar zoekt.” (blz. 176)
    “Het is niet leuk om ’s middags thuis te komen en die blik te ontmoeten. Om haar moeders gespannen schouders en strakke nek te zien. Om te horen hoe hard het weefgetouw bonkt en te zien hoe de weefsels die ontstaan meer disharmonie en frustratie laten zien. (Zo wil ik zijn, P.188)
     
  • Jessica puzzelt graag, ze raakt er ontspannen van. “Puzzelen is zo heerlijk eenvoudig en begrijpelijk. De stukjes passen of ze passen niet. Daar zit niets tussenin, geen half goede of half verkeerde oplossingen. Je hoeft geen moeilijke keuzes te maken. Als je het goed doet verschijnt het plaatje zoals op het voorbeeld. Als je het verkeerd doet, moet je het stukje losmaken en opnieuw beginnen. Dan duurt het iets langer, maar er is niets ergs gebeurd. De afbeelding wordt net zo perfect. Uiteindelijk. Met de rest van het leven werkt het helaas niet zo. Nee, daar kan een klein foutje onherstelbaar zijn en alles waar je op hoopte verpesten. Iedere seconde is een deel van het geheel en komt nooit meer terug. Daar kun je niets aan veranderen”. (Zo wil ik zijn, P. 9)
    Ik vind het mooi dat er iets van een overeenkomst  is, tussen dat wat in het begin van het boek staat (zie hierboven) en wat later in het verhaal gebeurt. Bijvoorbeeld:
    - De stukjes passen of ze passen niet / je bent zwanger of je bent het niet, daar zit niets tussenin.
    - Als je het verkeerd doet moet je opnieuw beginnen / met een zwangerschap kun je niet opnieuw beginnen, ook al laat je abortus plegen, je wordt nooit meer dezelfde als die je voorheen was.
    - Daar kan een klein foutje onherstelbaar zijn/ als je zwanger wordt kun je dit niet meer terugdraaien.
     

 

  • De onzekerheid en de angst van Jessica worden mooi beschreven. “Een poosje geleden was ze nog zo blij. Een paar maanden geleden was alles zo perfect. Als je het ongewenste gevolg weghaalt, wordt alles dan weer zoals het was? Kan ze ooit weer worden wie ze was? Is dat het doel? Worden wie je was? Of zijn wie je wilt zijn? Of misschien proberen te zijn wie je wilt worden?” (Zo wil ik zijn, P.122)
    Om dan later haar zekerheid weer terug te krijgen:
    “Weet ik echt wel wat ik doe? denkt ze. Het antwoord is heel eenvoudig en zo duidelijk als wat: Nee. Ik heb géén idee. Maar ik weet wel wat ik niet doe.”( Zo wil ik zijn, P.167)

Dat laatste stukje heeft me echt geraakt, dat vind ik zo mooi. Dat is precies hoe ik er ook over denk.

 

Ik vind het vreemd dat Jessica aan Carin vraagt om haar bij te staan bij de bevalling en dit niet aan haar moeder vraagt. Ik begrijp dat Jessica in eerste instantie boos op haar moeder was. Siv wilde immers dat Jessica abortus zou laten plegen, maar later is ze daar anders over gaan denken en heeft ze Jessica steeds bijgestaan. Ik vind het meer voor de hand liggend dat je je moeder vraagt om bij de bevalling aanwezig te zijn. Ook de vader van Jessica, die ze maar heel weinig ziet, wordt bewust pas op de hoogte gebracht als het kind is geboren. Dat is in mijn ogen ook wel raar.

 

“Zo wil ik zijn” is niet echt een ontroerend boek al neigt het hier en daar wel naar.  Het is eerder een beschrijving van een situatie en de problemen die daarvan het gevolg zijn en van de manieren hoe er mee wordt omgegaan. Na de geboorte van Sterre word je over het verdere leven van Jessica, Sterre en Arvid in het ongewisse gelaten. De afloop mag je zelf verder invullen.  Dit past bij het boek. In het boek word je ook geen mening opgedrongen, die mag je zelf kiezen.

 

Het boek sluit op een mooie manier af:

“Het lijkt wel of ze weer nieuw is, nu, in de auto op weg naar huis. Het ziekenhuis was een andere wereld parallel aan de werkelijkheid. Nu is het echt. Het voelt een beetje zoals toen ze verkering kreeg met Arvid. Toen dacht ze ook dat het het einde van een verhaal was. Maar in werkelijkheid was het juist het begin van een nieuw verhaal. Een veel groter verhaal.”( Zo wil ik zijn, P.271 )

 

Geschiktheid voor de beoogde lezer

Het boek is gelabeld als een C-boek, dus voor kinderen vanaf 12 jaar. Omdat de schrijfstijl niet complex is, is het boek gemakkelijk te lezen. Voor wat dit betreft is het boek geschikt voor kinderen van deze leeftijdscategorie. Maar de heftige emoties en de volwassen dilemma’s die erin voorkomen, maken het boek toch minder geschikt voor kinderen van 12 jaar.  Ik denk dan eerder aan pubers vanaf 15 jaar en dan vooral de meiden. Ik zou het boek als D-boek labelen. Voor mij is het dan ook meer een adolescentenroman dan een jeugdboek. Ik zou dit boek zeker aanraden aan mijn leerlingen. Ik werk op een VMBO school en zeker in het 3e en 4e jaar gaan de gesprekken al vaak over sex en zwangerschappen. Ik denk dat de meiden zich in dit boek kunnen herkennen en het anders zien als een waarschuwing. Aan de andere kant denk ik ook dat de meiden het gênant vinden om een boekverslag te maken over dit boek. Wanneer ze de verhaallijn op papier moeten zetten en woorden als sex moeten gebruiken vinden ze dat vaak niet prettig.

maandag 15 februari 2016

Esther van Beers, recensie Loverboy & girl, adolescentenroman


Recensie “Loverboy & girl”                 

               



 

                                                                                                             

 

Gegevens boek   

Auteur:                                 Joost Heyink

Jaar van uitgave:                   2010 / 11e druk

Titel:                                    Loverboy & girl

Plaats van uitgave:                Houten

Uitgeverij:                             Van Holkema & Warendorf

 

Samenvatting van het boek

Fanny heeft een bijbaantje bij een klein fastfoodrestaurant. Hier leert ze Martin kennen. Het klikt meteen tussen hen. Toos, een goede vriendin van Fanny, is in het net van een loverboy verzeild geraakt. Fanny voelt zich hier schuldig over. Ze heeft Toos niet kunnen beschermen en ze was nog wel haar beste vriendin. Om Toos te helpen, maar ook om andere meisjes te waarschuwen voor loverboypraktijken, besluit ze een verslag hierover te schrijven. Ze wil vanuit haar eigen persoonlijke visie de werkwijze van loverboys beschrijven, de organisatie erachter, de trucs die ze gebruiken en welke meisjes er gevaar lopen. Ze wil vertellen hoe het gaat, hoe de praktijk is, hoe ze het doen en hoe hun techniek is. Maar voor haar het belangrijkst: hoe het voelt. Om dit voor elkaar te krijgen heeft ze zich laten oppikken door Jeff, een loverboy. Als ze dit aan Martin vertelt schrikt hij hier erg van. Hij is het er niet mee eens, maar Fanny zet toch door. Ze wil nog één keer met Jeff afspreken om zo haar verslag helemaal rond te krijgen. Ondanks dat ze dit aanvankelijk niet van plan was, gaat ze toch met Jeff mee naar zijn appartement. Hier ontdekt Jeff dat ze hem door heeft. Hij bindt haar vast en laat haar even alleen om anderen van de organisatie te gaan halen. Martin weet haar te bevrijden en ze kunnen ontsnappen. Een deel van het netwerk wordt uiteindelijk opgerold. Fanny heeft haar verslag naar de politie, kinderbescherming, jeugdzorg en gemeentes gestuurd. Er zijn stukken in de krant gekomen en zelfs de tv heeft belangstelling getoond. Fanny heeft haar doel bereikt.

 

 

Persoonlijk waardeoordeel

In principe vind ik het een mooi boek, het is vlot geschreven en leest gemakkelijk (op enkele stukjes na, zie hieronder). Ik heb het in één ruk uitgelezen. Het boek begint met een proloog. Die is al direct heftig en geeft goed weer wat je in het boek kunt verwachten.

“Nelson heeft zijn scooter in puin gereden. De meid achterop ligt in het ziekenhuis. Die kunnen we vergeten, ze is beschadigd. Je hebt je instructies. Geruisloos en onzichtbaar”.