vrijdag 6 mei 2016

Reactie op Brigitte van Beekum en Ime van Berloo betreffende de roman De vliegeraar

Reactie op Brigitte van Beekum en Ime van Berloo betreffende de roman De vliegeraar

Het is enige tijd geleden dat ik dit prachtige boek gelezen heb. Toen ik me wilde voorbereiden op deze blog betrapte ik me erop dat ik het boek volledig aan het herlezen was. Je wordt het verhaal ingezogen door de geweldige verteller die Khaled Hosseini is.

De eerste alinea grijpt je al:

'Op mijn twaalfde ben ik geworden wat ik nu ben, op een kille bewolkte dag in de winter van 1975. (...) dat is lang geleden, maar ik heb geleerd dat het niet waar is wat ze over het verleden zeggen, dat je het kunt begraven. Als ik nu terugkijk, besef ik dat ik de afgelopen zesentwintig jaar die steeg in ben blijven turen.' (De vliegeraar, p.5)

Dit roept al zoveel vragen op en het stukje doet zoveel aankondigingen dat je wil weten wat er dan allemaal gebeurd is in die steeg en waarom het de ik-figuur niet heeft losgelaten.


Het verhaal lijkt op dat van Hella Haasses Oeroeg, over een ongelijkwaardige vriendschap. Een vriendschap in een samenleving waar statusverschillen enorm zijn, waardoor er eigenlijk een taboe rust op onderlinge vriendschappen. Waar Haasse kiest voor zakelijkheid, waar je als lezer je eigen fantasie de loop kunt laten, voert Hosseini je mee in schilderachtige omschrijvingen en vertellingen.
Door de uitgebreide wijze van vertellen vind ik evenals mijn voorgangers dat De vliegeraar geschikt is als adolescenten roman. De geïnteresseerde lezer ontdekt in dit boek de benodigde achtergrondinformatie van een Arabische samenleving waar eer, aanzien en status centraal staan evenals de hoffelijkheid en beleefdheid volgens zwaarwegende etiketten. De geschiedenis van Afghanistan wordt duidelijk beschreven als een land dat verscheurd en vernield wordt door oorlogen en door geloofsstrijd. Dit is de achtergrond van het verhaal. Het citaat dat Ime aandraagt, vind ik daar een goed voorbeeld van. In het verhaal wordt via een geschiedenisboek de verschillen in aanzien van de standen van de Sjiieten en de Soenieten duidelijk. Het maakt ook duidelijk in welke kleur het geschreven is en dat de discriminatie diep in de samenleving geworteld zit.
Brigitte toont dat de vriendschap tussen Amir en Hassan zeer ongelijkwaardig is. Door hun afkomst is hij dat in feite ook, omdat beide jongens in de Afghaanse samenleving opgroeien. De klasseverschillen worden er met de paplepel ingegoten en daar kunnen deze kinderen niet aan ontsnappen. Dat neemt echter niet weg dat er sprake is van een echte vriendschap. Het schuldgevoel dat Amir overhoudt aan het niet helpen van zijn vriend als hij in elkaar wordt geslagen, geeft aan dat Amir in een spagaat zit tussen acceptatie in de maatschappij en vriendschap. Aan de ongelijkheid gaat Amir zich in zijn verdere leven meer ergeren, vooral hij ook de Westerse samenleving leert kennen. Aan het eind van het boek komt Amir juist in het verzet tegen de neerbuigende houding op de Hazara-bevolking. Er zijn Afghanen op bezoek bij Amir en zijn vrouw thuis in San Fransisco.

Ik wendde me tot de generaal. 'Weet u, generaal Sahib, mijn vader ging naar bed met de vrouw van zijn bediende. Zij baarde hem een zoon, Hassan genaamd. Hassan is dood. De jongen die daar op de bank ligt te slapen is Hassans zoon. Hij is mijn neefje. Vertelt u dat maar als de mensen vragen stellen.'
(...)
'En dan nog iets, generaal Sahib,' zei ik, 'in mijn aanwezigheid hebt u het nooit meer over hem als "Hazara-jongen". Hij heeft een naam en die is Sohrab.
(De vliegeraar p.336)

Dit is zeer tegenstrijdig met het belang van status en eerbied die men van huis uit gewend is. Het is hierom gebruikelijker om leugens en andere zaken die het aanzien schaden te verbergen. Ik vind het dus niet hypocriet zoals Brigitte het omschrijft, omdat er sprake is van kiezen tussen wat het minst schadelijk is liegen of verhullen tegenover status en beleefdheid. Het vergt moed en zelfreflectie om op te komen voor je eigen normen en waarden. Amir wil het schuldgevoel naar Hassan toe stillen en houdt nu van zijn zoon, Sohrab. Hij wil hem niet als minderwaardig zien. 

Als aanvulling op de thema's die Brigitte en Ime al hebben genoemd herken ik nog de vergankelijkheid en het loslaten. Alle hoofdfiguren verlangen terug naar vroegere tijden van hun zorgeloze jeugd, maar door oorlog en onderdrukking wordt dat allemaal verwoest. Amir benoemt dat tegen Sohrab, die zijn oude leven terugwil:

'Ons oude leven is verdwenen, Sohrab, en iedereen die erbij hoorde is dood of ligt op sterven.'
(De vliegeraar p.330) 

Die vergankelijkheid maakt het zo'n aangrijpend verhaal en daaruit spreekt de kracht van de personages om door te knokken en verder te gaan.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten